Spelende kinderen veroorzaken met een krachtig schot tegen hun voetbal per ongeluk chaos. De bal verbrijzelt het glasraam van de kerk, waarop een afbeelding van het alziend oog van God staat. De pastoor ziet hierin de voortekenen van naderend onheil en waarschuwt de gelovigen tijdens een vurige preek. Maar uiteindelijk blijkt hij vooral zelf op de proef te worden gesteld wanneer hij in het offerandemandje een geheimzinnig sleuteltje vindt. Tegelijkertijd wordt tante Maria kortstondig heel rijk, als enige erfgename van een verre oom. Het geld wordt helaas gestolen bij een inbraak. De commissaris vermoedt dat de Dikke, de Dunne en de Korte er voor iets tussen zitten. Zij zijn net ontslagen uit de gevangenis maar zouden weleens een laatste slag willen slaan. Verwarring en hilariteit troef dus, terwijl God even de zaak niet in het oog houdt…